Het plan is dus dat Matthijs Termeer en ik weldra (lees: wanneer dat weer kan) op de fiets stappen om door Nederland te rijden en daarvan verslag doen. Waarom? Omdat het voor ons -onverbeterlijk romantische journalisten- het absolute summum is. Bovendien blijken lezers behoefte te hebben aan deze verhalen.
Termeer heeft al beloofd dat de nieuwe reportage beter wordt. Tot die tijd moet je het doen met deze al wat oudere 7-delige reportagereeks die een voorname kwaliteitskrant destijds publiceerde – dus zo slecht kan het ook niet zijn. Vandaag deel 4, geschreven door Matthijs:
Heersers van de Dollard
Volg je instinct. Altijd. Sla geen acht op waarschuwingen van wie dan ook, zelfs niet als men je belangeloos een plaats voor de nacht aanbiedt in een versgesproeide achtertuin. Argumenten als ‘De Kiekkaaste? Onbereikbaar!’ en ‘Het voetpad erheen is helemaal weggeslagen’ zijn bedoeld om je van het enige juiste pad af te brengen: de kaarsrechte route van Bourtange naar Nieuw Statenzijl. Met hier en daar weliswaar een haakse bocht, maar onverbiddelijk in zijn rechtlijnigheid. Onderweg dikke warme lucht, druipend zweet en wolken muggen. En een hotel, dat we links laten liggen.
Onverbiddelijk zijn wij ook, als we het broeierige platteland achter ons laten en in de duisternis de boorden van de Dollard naderen. Ligt daar iemand op het beton bij de sluis te slapen? Ook een fietser, het rijwiel in ontredderde staat neergekwakt? Lekker laten liggen. Waar wij heengaan, is geen plaats voor toeristen.
Driesterren-vogelobservatiehut
Met bepakte fiets en al slaan we het pad tussen de manshoge rietkragen in. Hop, we tillen onze stalen lastdieren op het plankier dat ons onbelemmerd naar de beste en mooiste overnachtingsplek van Noord-Nederland voert. Daar staat ‘ie al, op zuilen van poten. Als een machtig en bizar insect dat het omringende wad aan zijn heerschappij heeft onderworpen. De Kiekkaaste: een driesterren-vogelobservatiehut met wenteltrap en veranda. Beheerd door God-weet-wie, maar nu even niet. Nu zijn wij hier heer en meester.
Het is jammer dat de graanrepubliek onderweg in geen enkele open snackbar voorzag. Een paar spaghettislierten in een oplossoepje, een vreugdeloos blikje sardines en wat bruine boterhammen zijn een tamelijk karig maal, zeker als je bedenkt dat we hier op een toplocatie verblijven. Wilden we eerst nog buiten op de veranda slapen, naarmate de wind aantrekt zijn we blij dat de hut met een degelijke deur af te sluiten is. Een kort moment denken we aan de onfortuinlijke wildslaper, in de frisse bries op het harde beton. Wij liggen op gepolijste planken. En we zijn hem al snel weer vergeten.
De volgende morgen zeker, want ontwaken in de Kiekkaaste is iedere keer opnieuw een openbaring. Geen mug heeft ons gestoord, het hout is mild geweest voor onze ruggen. Maar waar het hier om draait, is het uitzicht. Natuurlijk! Waarom anders zou op deze plek een dergelijk kunstwerk in hout en staal zijn opgetrokken? Dat was niet door een beklagenswaardig volk, dat zich tegen het wassende water moest beschermen. Nee, dit is een luxeproduct. Zelfs de roder-dan-rode communisten van het grimmige omringende land hebben zich er niet tegen verzet dat de verveelde welvaartsmens hier onbekommerd van de natuur kan genieten.
Voorlopig zijn wij de enigen. Uren kijken we uit over het water, al moeten we daarvoor door krappe houten kijkgaten loeren. Het geeft niet, het uitzicht is mild voor alles en iedereen. Zelfs de tientallen windmolens, door de Duitse buren langs de horizon gebouwd, vinden als vanzelf hun plaats op dit schouwtoneel van hemel en aarde. Meer speciaal: blauwe lucht, gezond wuivend riet en brak water. Overal.
Een duik in de Dollard
En dan is een duik in de Dollard gauw gemaakt. Hard beukt het water tegen je voorhoofd, want ondiep duiken is hier het devies. Je weet immers nooit hoe diep of ondiep het hier is. Dat blijkt als het water gezakt is, korte tijd later. Op de stukken waar we noodgedwongen moesten lopen, heeft het taaie wad onze voetsporen stug vastgehouden. Wie weet hoe lang nog. En wie weet wat de eerste bezoeker van de dag gedacht heeft toen ‘ie twee naakte kerels door een ernstig beschermd natuurgebied zag poedelen.
We moeten weg. Onze leeftocht is onaanvaardbaar gekrompen en spoedig sluiten de winkels. We zeggen gedag tegen de Boerenzwaluw-familie op de veranda, met de drie eigenwijze nestjongen die hun koppetjes in allerlei hoeken draaien om onze bewegingen te volgen. We nemen afscheid van de honderden steltlopers op het drooggevallen wad, aangevoerd door de bijna exotische Zwarte Ruiters. We accepteren nog wat kersen van twee ongelovige fietstrekkers uit het buitenland. We kijken om naar de ongenaakbare reuzenspin in de blikkerende zon. En nog voor we vijf kilometer op weg zijn, missen we de Kiekkaaste al hartstochtelijk.