Ton Boot, volgens de Volkskrant de beste coach van de 20ste eeuw, wordt op 16 oktober 80 jaar. Mijn gedachten gaan automatisch terug naar Boots laatste seizoen, waarin ik hem bijna dagelijks aan het werk zag en zijn 66ste verjaardag van nabij meemaakte. Zijn team bevond zich in een diep dal, maar coach Boot had toch de moeite genomen om gebakjes te kopen voor zijn spelers. Maar eerst gaf hij ze nog wat anders.
Vanwege de 80ste verjaardag van Ton Boot deel ik hier een hoofdstuk uit mijn boek Bezeten, De winnaar en het laatste seizoen.
De coach was alleen wakker geworden in zijn appartement. Hij schoof de gordijnen opzij. De lucht was onbewolkt, het zou een stralende dag worden.
Hij was vandaag jarig, maar veel waarde hechtte hij daar niet aan. Eigenlijk vond Ton Boot het maar niets, dat hij een jaar ouder was geworden: 66 alweer. Hij was trouwens ook niet in een feeststemming. De verloren wedstrijd van zaterdag in Nijmegen zat hem dwars.
Het was zijn vierde verjaardag op deze plek; een grijs appartementenblok in een groene buitenwijk in Groningen-Zuid waar de straten naar staatsmannen waren vernoemd. Op de achtergrond zoemde de A28.
De inrichting van Eisenhowerstraat nummer 62 was opvallend eenvoudig. Het keukentje was vooral heel erg wit. Witte muren, witte kastjes, witte vloer, witte keukenapparatuur, een witte stoel. Alleen de rij lege colaflessen op de grond verstoorde het idee dat dit het interieur van een ziekenhuis betrof.
Geen seconde te veel besteed aan de aankleding
In de woonkamer was geen seconde te veel besteed aan de aankleding. Voor de tijdelijke bewoner moest een woning vooral functioneel zijn. Er stond een stellingkast, een tafel met daarop een computer en een printer, een ronde tafel met houten caféstoelen, een bank. En een tv.
Voor een meer levendige beschrijving kon je beter te rade gaan bij Paul en Petra den Dekker. Boot was vanaf zijn jeugd in de Rivierenbuurt goed bevriend met Paul den Dekker. Paul was daar altijd blijven wonen. Gezeten in de eigen weelderig ingerichte Amsterdamse benedenwoning waar altijd bezoek was en de poezen op tafel mochten lopen. Die werden trouwens nooit geaaid door Ton Boot, ondanks hun nogal opdringerige aanhankelijkheid.
Petra: ‘Hij is geen dierenvriend.’
Paul: ‘En ook geen mensenvriend.’
De Den Dekkers vertelden met afschuw en een zeker medelijden over hun logeerervaringen in de kluizenaarswoning van vriend Boot. ‘Hij is een geweldige jongen,’ begon Paul, ‘maar wat Tonnie mist is…’
‘Gezelligheid!’ vulde Petra aan. Ze had precies het juiste accent voor dit woord, een lekker vet Mokums accent.
Paul den Dekker ging verder: ‘Die vereniging levert hem een appartement aan…’
Petra spottend: ‘Gemeubileerd!’
Paul: ‘Ja, maar niet bepaald het beste van het beste. Want wat heeft-ie: een Lundia-rekje, een bank waar al twintig Amerikanen weet ik wat op gedaan hebben.’[schaterlach van Petra] Waar dus niet op te zitten is en die er niet meer uitziet. Een tafel waar de lamp niet boven kan hangen.’
Petra: ‘Dat doet-ie met zo’n schemerlamp.’
Paul: ‘Ja. En dan die stoeltjes waar je een houten reet van krijgt. Dan denk ik: als je gvd ééven naar Ikea gaat en koopt voor een paar duizend euro een goede stoel waar je lekker in zit. Dan zit-ie verdorie op een poef! Het interesseert hem geen reet.’
‘Helemaal niks!’ beaamde Petra.
‘Maar het is een doodgoeie jongen hoor.’
Waarom zou je ook een nieuw meubelstuk kopen als het oude het nog deed? Bovendien wilde Boot zich daar helemaal niet mee bezighouden, hij had andere zaken aan zijn hoofd.
Een allergie voor domme fouten
De vrijdagnacht voor het uitduel in Nijmegen had hij zich minutieus voorbereid. Vier uur had hij videobeelden bestudeerd en vervolgens op zaterdagavond zijn spelers uitgebreid geïnstrueerd. Parels voor de zwijnen. Zijn team verloor met 73-69, op beschamende wijze. Vooral de vele persoonlijke fouten (27 tegen 15 voor Nijmegen) hadden de coach ontluisterd. Hij was er nooit medisch voor getest, maar stilaan had Boot een allergie ontwikkeld voor domme fouten.
Hij had er slecht van geslapen. Maar Boot was ook een mens van gewoonten en dus had hij voor zijn verjaardag twee dozen gebak besteld: mokkataartjes en Bosche Bollen.
Zoals gebruikelijk was de coach als eerste in de sporthal gearriveerd voor de middagtraining en ging hij daarna in het hokje bij de entree van de sportzaal zitten: denken, lezen, aantekeningen maken. Door het raam kon hij zijn spelers binnen zien komen.
Langs de kant zaten Niels (blessure), Darnell (blessure), Joshua (straf) en Alain (die nog in Nijmegen had mogen meedoen, maar nu weer van zijn coach op de strafbank moest zitten).
‘Ik ben verbaasd dat niemand iets heeft gezegd,’ begon Boot. Hij keek de kring rond, wachtend op antwoord dat hij nooit kreeg.
‘Niemand durft iets te zeggen,’ begon Chris, ‘want…’
‘Ja,’ onderbrak Boot, ‘want dan hoef je ook geen verantwoordelijkheid te nemen.’
‘Dit is dus precíes wat ik bedoel,’ zei Chris. ‘U laat me niet eens uitpraten; u hééft al een beslissing genomen.’
Het werd nog stiller in de zaal. Zo’n brutaal weerwoord had de coach dit seizoen nog niet gekregen. De topscorer van vorig seizoen speelde weliswaar al vanaf het begin van het seizoen ondermaats; hij liet tenminste niet over zich heen liet lopen. Dat kon de coach heimelijk wel waarderen. Hij liet Chris zijn betoog afmaken.
‘Je hóéft niet altijd te schreeuwen,’ doceerde Chris, ‘soms kun je op een gewone toon zeggen: “Chris, doe dat beter.”’
‘Juist als ik schreeuw heeft het effect’
Boot begon heftig met zijn hoofd te schudden. ‘Juist als ik schreeuw heeft het een positief effect.’
Daar had hij inderdaad een punt; dat was onlangs zelfs wetenschappelijk aangetoond. Onderzoek aan de Erasmus Universiteit had uitgewezen dat managers die hun medewerkers stevig aanpakken meer van ze gedaan krijgen dan managers die dat met fluwelen handschoenen doen. Niet dat Boot met dit onderzoek schermde; dat had hij zelf allang proefondervindelijk ontdekt. Al was de ene werkplek de andere natuurlijk niet. En waren er ook diverse gradaties in ‘stevig aanpakken’. De basketballende seizoenskrachten van Hanzevast Capitals 1 waren de afgelopen weken tot de conclusie gekomen dat de methode van hun manager juist averechts werkte. ‘We wisten echt niet meer wanneer hij wat wilde of wanneer we iets goed deden,’ vertelde John later. ‘Als je ze blijft kritiseren dan gaan ze ook minder hun best voor je doen.’
Niels stelde een vraag, vanaf de bank. ‘Waarom mag Joshua eigenlijk niet meetrainen?’ Terwijl Niels dat vroeg kwam hij overeind en liep naar de kring. De andere drie bankzitters sloften achter hem aan. Joshua had zaterdag slechts elf minuten in het veld gestaan. ‘Dat waren er elf te veel,’ zei Boot.
‘Ik ben zes weken geblesseerd geweest,’ zei Joshua zacht.
‘Dat is geen excuus voor zulke domme fouten,’ snoerde Boot hem de mond.
‘Darnell zei net tegen mij: “ik speelde slecht, coach.” Hé, dacht ik, iemand met zelfkritiek. Daar houd ik van.’
‘Sommige jongens,’ zei Chris, ‘moeten iets vaker horen of doen om iets te leren.’
‘Dat is geen excuus,’ zei Boot, ‘En dat zegt ook heel veel over jou.’
En nu ging Boot de zaak op scherp zetten. ‘Dus als iemand met een suïcide de lijn niet aanraakt, dan is dat acceptabel?’
Bij een suïcide moet zo snel mogelijk heen en weer worden gerend over respectievelijk een kwart, de helft, driekwart en de hele lengte van het veld.
‘Nee,’ antwoordde Chris.
Boot: ‘Voor mij is dat precies hetzelfde als in de wedstrijd een opdracht niet uitvoeren. De laatste wedstrijd wilde het team verliezen. Ik kon het zien: het wilde niet winnen. En dat is zó slecht, die mentaliteit.’
‘John, is de coach gek?’
Hij keek nu John doordringend aan. ‘Jij hebt na donderdag met je vrouw gesproken, wat was de uitkomst: Is de coach gek?’
John begon te gloeien en verplaatste zijn gewicht op zijn andere been; hij voelde dat alle oren en ogen op hem waren gericht. De kring was geruisloos uitgebreid met begeleiders en zelfs enkele toeschouwers waren op kousenvoeten richting de praatgroep geslopen om geen woord te missen. Boot vond dat prima.
‘Geef antwoord, John,’ zei hij, ‘is de coach gek?’
Dat waren inderdaad exact de woorden die John tegen zijn vrouw gebruikte, maar het leek hem verstandiger deze hier niet te herhalen. ‘Laat ik het zo zeggen,’ antwoordde John, ‘ik begreep niet waarom ik die donderdag de hele tweede helft op de bank moest zitten.’
Boot lachte: ‘Het antwoord gaf je zaterdag zelf.’
John lachte flauwtjes mee, maar eerlijk gezegd begreep hij die opmerking niet: hij was zaterdag met elf punten een van de topscorers van het team en had veruit de meeste rebounds (negen). Waarschijnlijk doelde zijn coach op de vier persoonlijke fouten; John liet het maar zo. ‘Met deze man,’ had hij al geconcludeerd, ‘valt toch niet te praten.’
Bovendien was Boot alweer verder gegaan met zijn verhaal. ‘Ons doel is kampioen worden. Dat zijn maar woorden; daar moet je de uiterste consequenties uit trekken. Het is niet makkelijk; ik maak het voor mezelf ook niet makkelijk.’
Daar hadden de spelers ook veel ontzag voor. ‘Hoe hard hij voor zichzelf werkt,’ zei Darnell, ‘dat is geweldig. Elke speler zou dat moeten hebben. Al heeft hij het extreem, met dat rennen en zo.’
‘Weten jullie…’ vervolgde Boot, ‘ik ben soms jaloers op jullie, omdat jullie zo hard kunnen rennen. En jullie willen het niet.’
‘Joshua: jij vindt dus dat er niet genoeg plezier is.’
De column van Boot over Joshua annex Rick was inmiddels gepubliceerd en had veel stof doen opwaaien in Groningen en ook Joshua bereikt.
‘Zo heb ik het niet gezegd,’ sputterde Joshua tegen.
‘Dat heb je wel gezegd.’
‘Ik had het over satisfaction.’
‘Nee,’ zei Boot, ‘je had het over fun.’
Het welles-nietes ging nog een paar keer heen en weer.
Gatis moest grinniken om het gekibbel tussen coach en speler.
‘Ik geef jou een goed advies, Joshua’ zei Boot ten slotte, ‘jij hebt te weinig zelfkritiek. Denk daar maar eens over na.’
De frêle coach, omringd door mastodonten
Ruim een uur stond hij daar nu al: de frêle maar felle coach, omringd door mastodonten. Als een dompteur met zijn groep olifanten.
Zijn toon werd zachter. ‘Als het niet goed gaat lopen jullie met de hoofden naar beneden. Simpeler kan ik het niet zeggen. Loop omhoog met je hoofd, steun elkaar en je zult winnen. Jullie kunnen ook naar mij toe komen. Ik geef graag advies aan jonge mensen; ik wil niets liever dan jonge mensen beter zien worden.’
Deze laatste opmerking zorgde eindelijk voor enige ontspanning.
Chris gebruikte dit moment om de goede instelling van alle spelers te benadrukken. ‘Één ding wil ik duidelijk maken: iedereen is hier voor één ding en dat is winnen.’
Hij zei het in een vlaag van overmoedigheid.
Boot was meteen weer op zijn qui-vive: ‘Spreek je nu namens jezelf, of ook namens de anderen?’
‘Namens iedereen,’ antwoordde Chris, nog steeds zelfverzekerd.
‘Daar moet je mee oppassen,’ waarschuwde Boot, ‘want nu kan ik jou ook verantwoordelijk houden voor anderen.’
De luchtige stemming was meteen weer verdwenen.
‘Oké, zullen we maar pauzeren?’ stelde Boot voor. De spelers waren koud en stijf geworden van het lange stilstaan.
‘And these are Bossche Bollen.’
Opgelucht slenterden ze naar hun sportdrankjes, die op de tafel bij Jan stonden te wachten. ‘Wacht even, blijf hier,’ zei Boot, die naar zijn hokje liep. ‘Ik ben vandaag 66 geworden en ik heb wat meegenomen.’ Hij keerde terug met twee dozen met gebakjes. Voor de Amerikanen legde hij uit welke smaken er zoal waren: mokka, appel, slagroom. ‘And these are Bossche Bollen, they come from Den Bosch… so that’s not good.’
Die laatste opmerking begrepen de Amerikanen niet helemaal – onwetend van Boots geschiedenis. Ze feliciteerden hun coach en namen voor de zekerheid een ander gebakje. Ook Alain gaf hem een hand. Boot had zeer ruim ingekocht en nodigde de andere aanwezigen uit om een van de overgebleven Bossche Bollen te nemen.
‘Heeft u ook suikervrije?’ vroeg Joshua.
Boot moest hem teleurstellen. ‘Nee, sorry. Dat is dus geen interesse van mijn kant; daar kun je mij op pakken.’
Joshua was niet zo van het terugpakken; hij vergaf het zijn coach meteen.
Voor de vorm mochten de spelers nog een beetje schieten en dunken. Ook de geschorsten mochten meedoen. Alain dunkte al niet meer.
En na enkele minuten besliste Boot dat de training voorbij was.
Levendig pratend met stagiair Hans wandelde Boot de zaal uit. Op de gymbank zat Alain op zijn chauffeur Sjors te wachten. Naast hem zat Darnell, die diep was weggedoken in zijn hooded sweater. Er kwam een zacht piepend geluid uit de capuchon die langzaam op en neer bewoog. Darnell was in slaap gevallen.
Een mini-college dat in Sesamstraat niet zou misstaan
De dag erna was weer een gewone training en moesten de suïcides alsnog worden gedaan. Boot las hardop voor hoeveel keer elke speler heen en weer moest rennen, soms ook voorzien van commentaar. Alain had in Nijmegen achttien minuten gespeeld en twee punten en twee rebounds. ‘Dat is onacceptabel,’ zei Boot. ‘Dat doet elke Nederlandse speler.’
Het aanraken van de zijlijnen werd ook nog steeds vergeten. Vooral door Alain. Maar ook door Dan, die als een van de weinigen overigens wél goed speelde. ‘Kijk Dan,’ zei Boot pesterig, terwijl hij de breakoefening weer stillegde en naar hem toe liep. Boot wees naar de vloer en gaf een mini-college dat in Sesamstraat niet zou hebben misstaan. ‘Dit is de blauwe lijn, dit is een groene lijn en dat is een witte.’
Het was toch vooral deze denigrerende toon van de coach waar de spelers de grootste hekel aan hadden. ‘Sad little remarks,’ noemde Chris dat.
Maar ze wilden het toch ook goed doen, dus liepen Chris en Darnell in de pauze nog een keer naar de lijnen om het helemaal helder te krijgen.
‘Je moet deze lijn raken,’ zei Chris.
‘No way,’ zei Darnell, ‘deze!’
Dan kwam er ook maar even bij staan, om voor eens en altijd duidelijkheid te krijgen.
Maar in de laatste minuut van de training was er toch weer een speler die verzuimde de juiste lijn aan te raken. ‘Thank you, Alain Laroche! You can go to the lockerroom.’
En daar droop Alain weer af naar de kleedkamer.
Nadat hij de ballen in zijn kofferbak had gedaan, rookte de in T-shirt en korte broek gestoken Boot in de gure oostenwind nog een sigaret en zei: ‘Laroche gaat weg. Of het nou onwil is, of gewoon dom, of een vroege vorm van dementie?’
Daarna zei hij lachend: ‘Maar het is misschien wel goed dat hij dit meemaakt. Eigenlijk is dit een les voor het leven en moet hij me bedanken.’
Binnen zat Alain op de bank, wachtend op Sjors. Nog niet beseffend dat het de laatste keer was.
Vind je deze tekst de moeite waard? Je kunt jouw waardering ook laten blijken met een kleine bijdrage.