De Groningse wijk Beijum werd vrijdagavond opgeschrikt door een explosie in een woning aan de Wibenaheerd. De politie vond daarna meer explosief materiaal en heeft twee bewoners gearresteerd. Mijn gedachten ging terug naar mijn Wibinaheerd-bezoekjes. Al jarenlang brengt basketbalclub Donar namelijk zijn spelers onder in appartementen in die straat. Ook tijdens het seizoen 2006-2007 dat ik minutieus beschrijf in het boek Bezeten. Vooral mijn laatste bezoek aan de Wibenaheerd leverde ehh… explosief materiaal op.
Uit hoofdstuk 13: Coach Laars en de Amerikaanse invasie
Alle spelers woonden in dezelfde straat –de Wibenaheerd- in Beijum, een wijk met veel sociale woningbouw. ‘Het getto van Groningen,’ noemde forward Niels Meijer het smalend. Met de komst van de grote groep stoere Amerikaanse basketballers had Beijum wel wat aan streetcredibility gewonnen. Niels was een nuchtere Santpoorter en al een aantal jaar prof, maar hij verbaasde zich nog steeds over de leefstijl van zijn Amerikaanse teamgenoten. ‘Ik heb mijn huis nog een beetje ingericht, maar bij hun staat alleen een koffer. Ze zetten in augustus de tv aan. En die gaat pas weer uit in mei.’ Hij zag de ongelovige blik bij zijn toehoorder. ‘Nee, maar dat is geen grap hoor.’
De spelers woonden in sober ingerichte appartementen. Een soort blokkendozen. Centraal in de woonkamer stond een buitenformaat bedbank. Hoewel de etages beschikten over meerdere slaapkamers, gebruikten de meeste spelers bij voorkeur deze bank als bed. Die stond strategisch opgesteld voor de tv, die nooit uitging. Niels: ‘Sommige gasten slapen daar altijd.’
Niels sprak met een zeker plezier over het exotische gedrag van zijn teamgenoten. In het voorseizoen, tijdens een weekeinde in België, wandelde Niels ’s middags naar zijn kamer, die hij met Chris deelde. Een enorm kabaal galmde door de gang van zijn etage. Aangekomen bij de deur besefte Niels dat de herrie uit zijn eigen kamer kwam. ‘De tv stond keihard en Chris lag diagonaal op het bed te pitten met zijn hoofd bij het voeteneind.’
Over Amerikaanse basketballers in Nederland zou je een curieus boek kunnen schrijven. Volgens teammanager Astrid waren ze eigenlijk nog kinderen. ‘Ze regelen niets zelf en als ze een theelepeltje hebben gekocht dan willen ze die ook nog vergoed hebben.’
Een aanhankelijk kind van 2.03 meter
De volksheld Travis Reed, een beer van een kerel en de sterspeler van het kampioensteam van 2004, bleek naast het veld een groot aanhankelijk kind van 2.03 meter te zijn. In de drie seizoenen dat hij in Groningen speelde, had Astrid hem al vaak naar het ziekenhuis begeleid. ‘Aan het einde wist hij de weg nog niet; maar hij wilde ook liever niet alleen gaan.’
Volgens teamarts Bart Dikkeboer willen spelers ook gewoon aandacht. ‘Af en toe kraken we Darnells rug. Dat helpt niets, maar je zegt ermee: ‘ja jongen, je hebt last.’
Powerforward Dan Oppland
De meeste spelers werden eerst thuis verwend door hun moeder en toen bleek dat ze goed konden basketballen werden ze achtereenvolgens op high school en daarna op college in de watten gelegd. Koken was voor veel import-spelers ook een nieuwe ervaring. Astrid: ‘Al regelen ze ook vaak meisjes die dat voor hen doen.’ En anders waren er nog andere instanties: de pizzakoeriers en fastfoodketens.
Speciaal voor de Amerikanen had de teamarts een zogenoemd dietbook samengesteld. ‘Omdat hun eetgewoonten zo ernstig zijn.’ In zo’n boek staan foto’s van de levensmiddelen die je in Groningse supermarkten kunt kopen en die noodzakelijk zijn voor het bedrijven van topsport. Een garantie voor een gezond eetpatroon is dat uiteraard niet. Bleek bijvoorbeeld toen Travis Reed werd getroffen door bloedarmoede. De teamarts: ‘Door McDonald’s en pizza?… Nee, nog erger. Chips, McChicken en hij at nooit groenten.’ Ruim twintig jaar was Dikkeboer al teamarts, ‘maar Travis Reed is de ergste die ik heb meegemaakt.’
‘Deze groep gaat wel, maar met die energiedrankjes zijn ze ook onverbeterlijk. Zelfs als ik zeg dat je veel beter herstelt met die rode Extran dan nemen ze die toch niet, omdat die niet lekker is. Ze nemen liever de groene.’
Al werd de Amerikaanse eetcultuur ook in stand gehouden door de club zelf. Wanneer een uitwedstrijd werd gewonnen dan mochten de spelers als beloning bij McDonald’s een hamburger eten.
Afhaalbakjes en pizzakorsten
De eetvoorkeur van Dan Oppland was niet moeilijk te raden. Het leek of zijn appartement geen vuilnisbak had: op de grond kon je tussen het afval de afhaalbakjes en pizzakorsten ontwaren.
Schoonmaken was geen geliefde bezigheid van de meeste spelers. De vrouw van de huisvesting trok een heel vies gezicht als de hygiëne van de appartementen ter sprake kwam. ‘Ik mag het ook schoonmaken aan het eind van het seizoen, maar dat doe ik niet meer. Het is dan zo’n puinhoop; ze huren maar een schoonmaker.’
Gary Buchanan woonde aan de Wibenaheerd 179, zijn voordeur kwam uit in hetzelfde trappenhuis als die van Niels. Na de training ging Gary voor in zijn appartement. Er lagen geen etensresten. De tv stond wel aan; hij zette ‘m zachter, moffelde de slaapzak weg van de bedbank, schonk zichzelf en de gast een frisdrank in en begon uit een zak nachochips te eten. ‘Het is hard werken bij Boot. Ik kan er niet tegenop eten. In mijn eerste jaar verloor ik twintig kilo. Ik ben nu eigenlijk ook te licht.’ Hij doopte de chips in een plastic potje met chilisaus.
Gary was een vrolijke jongen die zelfs Boot regelmatig aan het lachen kreeg. Hij genoot van dit leven en voelde zich als profbasketballer een bevoorrecht mens. ‘Ik ben opgegroeid in een getto, zonder vader. Van de twintig vrienden hebben maar vier jongens een high school diploma gehaald. Sommigen zijn dood. Een vriend werd door een rivaliserende bende doodgereden terwijl hij drugs handelde. Hij werd voor het huis van zijn moeder gedumpt. Een andere vriend werd door zijn hoofd geschoten. Ik hield me altijd afzijdig van de drugs en criminaliteit. Basketbal was my way out.’
Dit leek een groot cliché, maar een bijna identiek verhaal kon worden opgetekend uit de mond van de meeste donkere spelers.
‘His way or the highway’
Gary was na twee seizoenen in Oostenrijk weer terug in Groningen. Hij kende nauwelijks vrees voor de coach. Ook omdat hij in het eerste kampioensjaar veel krediet had opgebouwd. Gary was naast Niels de enige speler die als een gelijkwaardige met zijn coach praatte. Met dat verschil dat Gary en Boot zelden over basketbal praatten. Meestal ging het over films of tv-programma’s. ‘Gatis zei dat ik de eerste speler ben die de coach aan het lachen krijgt. De afgelopen twee jaar heeft-ie dat niet gedaan. Naast het veld is hij best aardig, maar op het veld is het his way or the highway. Dat gaat hij echt niet veranderen op zijn 66ste.’
‘En weet je wat… hij heeft gelijk met zijn kritiek op de Amerikanen. Veel Amerikanen spelen voor hun eigen stats, zijn luier en minder gedisciplineerd dan de Europeanen. Coach geeft geen complimentjes, want anders neem je gas terug.’
Gary was alleen ontstemd over zijn besluit om mee te doen aan de Haarlemse Basketbal Week (HBW) tijdens de kerstdagen. Hij had zich er op verheugd weer te worden herenigd met zijn 6-jarige zoontje Marcus. ‘Ik zie hem altijd in de zomer. Hij weet nog niet dat ik tijdens kerst niet kom; hij zal heel boos zijn.’
Gary keek sip, zoals niemand sip kon kijken. ‘Ik weet hoe het is om zonder vader op te groeien en probeer er zo veel mogelijk te zijn. Maar ik moet in tien jaar goed geld verdienen en dan een normaal leven proberen te leiden.’
Boot had trouwens weinig woorden vuilgemaakt aan de HBW. ‘Er staat toch niet in hun contract dat ze een week vrij hebben rond de kerstdagen?’
‘Zo is de coach,’ zei Gary met een flauw lachje. Hij stoorde zich ook niet aan ‘s mans getier en geschreeuw. ‘Dat geschreeuw is natuurlijk niet leuk en hij schrikt ook mensen af omdat hij altijd bozig kijkt. De anderen zijn bang voor de coach en durven hem niet aan te spreken.’
Dat was niet helemaal waar. Chris diende de coach soms van repliek en niet al te fijnzinnig. Gary lachte ongemakkelijk toen de naam van zijn teamgenoot viel. ‘Yeah… Chris heeft veel moeite met Boot.’
Dat was eufemistisch uitgedrukt. Als Boot werkelijk nog een speler ging ontslaan, dan was Chris een belangrijke gegadigde.
‘Mijn beste vriend werd vermoord’
Chris reageerde bijna onderkoeld op de dreigementen van zijn coach. ‘Als ik de zaal verlaat, denk ik echt niet meer aan hem. Hij is mijn basketbalcoach, niet mijn vader. Ik heb wel belangrijker dingen om over te denken in mijn leven. Ik verloor mijn vader toen ik twaalf was, mijn beste vriend met wie ik altijd basketbalde werd vermoord toen ik op highschool zat. Ik ben kwaad als ik heb verloren, maar ik ga niet lang zitten treuren, want ik heb mensen verloren die ik nooit meer terug krijg. En die wedstrijd krijg ik weer terug en dat is het mooie van sport. Je hebt altijd morgen. En met die mensen heb ik geen morgen meer.’
In Darnell had Boot wél veel vertrouwen en probeerde hem voor zich te winnen. Hij wilde dat Darnell zijn verlengstuk werd in het veld en had aan hem gevraagd om kritischer te zijn naar zijn teamgenoten en meer discipline te eisen. Darnell had geknikt, maar zijn teamgenoten zouden er weinig van merken. ‘Ik wil en kan niet zo kritisch zijn,’ bekende Darnell later, ‘de coach eist al meer dan genoeg discipline van iedereen, dus ik ga daar niet nog eens overheen. Hij doet genoeg aan fussing.’
Chris en Darnell waren de informele leiders in het team, dat steeds meer naar elkaar toegroeide. En dat nagenoeg eensgezind was in zijn afkeer over de toon van de coach. ‘Natuurlijk lachen en grappen we in de kleedkamer ook over zijn opmerkingen,’ zei Chris. ‘Al kijken de Nederlandse spelers enorm tegen hem op, want hij is TON BOOT, THE LEGEND! En nu heeft-ie acht gasten die denken: wie ben jij? Waarom moet ik naar jou luisteren?’
Darnell: ‘We zijn allemaal volwassen mannen en hij spreekt ons aan alsof we kinderen zijn. Hij praat niet tegen ons als man tegen man. Je moet tegen iemand praten met een beetje respect. Als ik een fout maak, mag je dat best vertellen. Maar als je zegt: “Wat een sukkel ben jij, ik heb nog nooit een speler meegemaakt die zo’n domme fout heeft gemaakt!” Als je zo praat dan denk ik: alles wat je de volgende keer zegt: ik luister toch niet.’
Uiteindelijk eindigde het seizoen in een sof. Voordat de Amerikaanse spelers weer terugkeerden naar de VS zocht ik ze nog één keer op.
Op maandagavond was er in de stad voor de spelers, begeleiding en medewerkers een afsluitend diner. Iedereen was aanwezig, behalve de coach. Hij was in het restaurant van het Gulden Tulip-Hotel in Zeegse, in het hart van het natuurgebied de Drenstche Aa. Met zijn eigen vertrouwelingen: Martin, Hans, Jan, Jannis met zijn basketballende zoons, de kantinebeheerders Ap en Tiny Bartels en fan Helga met man.
Het was een gezellig samenzijn, maar Boot vertrok voortijdig, omdat hij de Johan Cruijff-special op tv niet wilde missen.
In Beijum stonden de koffers van de spelers enkele dagen later al gepakt in de woonkamer, klaar voor vertrek. De spelers wilden zo snel mogelijk weg uit Groningen.
In de kale en schoongemaakte huiskamer stond de bewoner Shantay met Amerika te bellen, terwijl Chris zwijgend op de bank zat te kijken naar de kampioens-dvd van 2004. De Capitals hadden na een miraculeuze inhaalrace de Astronauts verslagen in de halve finale. Boot ging op de schouders van de uitzinnige supporters.
Chris wachtte niet tot het eind en vertrok weer – zonder veel ruchtbaarheid.
Shantay hing op, zakte neer op de bank en maakte een wegwerpgebaar naar de tv: ‘Wil jij die dvd hebben? Ik hoef hem niet meer.’ De kleine spelverdeler baalde nog van de uitschakeling. ‘Maar ik ben ook blij om naar huis te gaan. Opluchting? Nee, ik hou van wedstrijden. Nou ja, je kunt zeggen dat dit zware seizoen eindelijk voorbij is.’
‘You gonna smoke some stuff at my place!?‘
Voor zijn huis stopte een toeterende spelersauto. Shantay opende een raam: ‘What’s up!’ Achter het stuur zat Darnell, met een vette grijns: ‘You gonna come and smoke some stuff at my place!?’
‘Ah, come in here, man!’ riep Shantay terug.
‘No man,’ lachte Darnell en daarna pesterig: ‘I got the suply!’ Hij gaf gas en reed de hoek om.
Shantay maakte snel een eind aan het gesprek en liep naar buiten, in de richting van Darnells appartement.
De voordeur van Darnell kwam uit op hetzelfde trappenhuis als die van John. Hij stond op het punt om met zijn vrouw Suzanne op vakantie te gaan. In de smaakvol ingerichte en keurige opgeruimde woonkamer brandden kaarsen. ‘Sorry for the mess,’ zei Suzanne, wijzend naar de twee koffers en handbagage. John verlangde naar vakantie. ‘Het was geen plezierig jaar. Ik voelde me soms depressed.’
Binnen een week na de uitschakeling waren de meeste spelersappartementen leeg. Dat zouden ze tot augustus blijven, daarna zouden de volgende basketballers er hun intrek nemen. Het perpetuum mobile van het internationale basketbal.
Waardeer dit verhaal