Als tekstschrijver krijg ik soms een opdracht waarbij mijn journalistieke ervaring en kwaliteiten goed van pas komen. Voor de familie Kingma in Aduard (onder de rook van Groningen) maakte ik een portret van een bijzonder familiebedrijf.
Het verhaal van Hotel Restaurant Aduard
Vervlochten met elkaar en het Westerkwartier
Een van de meest opzienbarende bedrijven in de regio is Hotel Restaurant Aduard van de familie Kingma. Dat nog veelomvattender is dan het op het eerste gezicht al lijkt. En dat zijn bestaan dankt aan het overtreden van de belangrijkste huisregel – tot twee keer toe.
Minke Kingma-Rutgers (65) gaat voor door het imponerende hotel-restaurant aan de rand van Aduard. Het is nauwelijks voor te stellen dat dit vroeger het bruine chauffeurscafé van haar ouders was, met haar vader als geliefde gastheer. “Toen ik hier in 1968 begon te werken, hadden we drie slaapplaatsen. En op deze plek,” vertelt ze in de gang, “was een gemeenschappelijke douche en toilet.”
Het oude deel gaat ongemerkt over in het nieuwe. Na een wandeling door twee nieuwe vleugels die onder architectuur zijn gebouwd staan we even later in een luxe kamer met kamerbreed uitzicht op blauwe lucht en groen Gronings land met paarden, koeien en schapen. De tv is feitelijk overbodig.
De ontwikkeling van het bedrijf is indrukwekkend. Het café dat Minke na het vroege overlijden van haar vader al op 22-jarige leeftijd met kersverse echtgenoot Andries overnam is na diverse verbouwingen nu een imposant hotel-restaurant. Met 51 kamers, vier zalen, twee restaurants en ruim veertig werknemers.
Stamtafel
Ondanks de groei heeft het nog steeds een huiselijke uitstraling, met een stamtafel en bar. “Het moet voor een gast voelen als thuiskomen,” zegt zoon Jenze. “Dit moet een plek zijn waar vrienden elkaar ontmoeten, maar ook zes vreemden het goed met elkaar kunnen vinden aan de stamtafel.”
Die warme sfeer komt ook door de unieke constructie van dit familiebedrijf bij uitstek. Het vlees komt van de eigen boerderij die wordt gerund door vader Andries, z’n broer en twee dochters.
Jenze is sinds 2014 mede-eigenaar. Hij heeft de natuurlijke uitstraling van goedlachse horecaman die de herinnering aan zijn opa levend houdt. “Mijn vader was een geliefd gastheer,” zegt Minke. “Oudere gasten hebben het nog steeds over hem.”
Jenze zorgt volgens zijn moeder voor fris elan en nieuwe ideeën. “Jenze heeft bijvoorbeeld de catering bedacht. En hij let op de kleinste details.”
Achter die gezellige ambiance schuilt een gedreven familie die zich wil blijven verbeteren. “Het gaat er soms best hard aan toe tussen ons,” zegt Jenze. “Maar we zijn meestal lief voor elkaar.” Door die ambitie is het hotel wel al vier keer op rij verkozen tot beste Best Western Hotel van Nederland.
Dit was allemaal nooit gerealiseerd als zijn ouders zich braaf aan de belangrijkste horecaregel hadden gehouden: ‘Houd werk en privé gescheiden.’ Het staat nog steeds bovenaan in het huisreglement voor alle personeelsleden. “Mijn vader was veehandelaar die hier wel eens een gehaktbal kwam eten,” vertelt Jenze met een grijns, “en hij vroeg of Minke een keer mee wilde met zijn speedboot. Ik ben blij dat ze die regel overtrad, want anders was dit er niet geweest – en ik ook niet!”
Drie generaties onder één dak
Al is het wel kras dat Jenze het zelf dunnetjes overdeed in 2014, toen hij Raël aannam als nieuwe front office manager. “We kregen het steeds gezelliger. Een half jaar later woonden we samen.”
Inmiddels wonen ze alweer vijf jaar -op een steenworp afstand van het bedrijf- met drie generaties Kingma op de fraaie boerderij de Osseweide van Minke en Andries.
“Het was even apart voor Raël om bij haar schoonouders in te trekken, maar het voelt heel natuurlijk en logisch. En we hebben onze eigen plek en levens hoor. Alleen de wasmachine en –droger delen we.”
Dat er inmiddels al drie kleindochters zijn geboren (van 0, 1 en 2 jaar) vinden opa en oma ook geen straf.
Thuis
Maar wat is het echte thuis voor de familie?
“Soms komt mijn vader ’s avonds langs in het restaurant,” zegt Jenze, “terwijl mijn moeder nog steeds aan het werk is maar ’s ochtends al heel vroeg is begonnen. En dan vraagt hij -heel aandoenlijk- “zou het niet tijd zijn om eens naar huis te gaan?”
Zo moeder, zo zoon. Jenze gaat nu snel even naar huis om te eten. En dan staat de mededirecteur hier straks gewoon weer in de keuken. “Dat doe ik nog zeker twee avonden in de week. Omdat ik het leuk vind en om bij te blijven.”
Moeder Minke luistert glimlachend naar de deugniet van weleer die uiteindelijk zelf voor dit bestaan koos. Ze vertoont nog geen spoortje van vermoeidheid ondanks de 51 dienstjaren en het feit dat ze nu al twee weken elke ochtend om 4.00 uur opstaat om het ontbijt te verzorgen. “Ik heb mijn powernap al gedaan.” Maar bovenal: “Dit bedrijf is niet ons werk, maar ons leven. We zijn gelukkig gezond, dus gaan we lekker door.”