Op Lucky, de nieuw Roosbeef-plaat, bezingt Roos Rebergen onder meer het moederschap en haar verblijf in de VS. Ik zocht de muzikante in 2018 op in Kentucky en sprak haar onlangs opnieuw in Antwerpen. De VPRO Gids publiceerde het verhaal.
Lexington, Kentucky, april 2018
Ze heeft het toch maar mooi tot Broadway geschopt, het meisje dat op haar achtste besloot artiest te worden. Roos Rebergen (Duiven, 1988) woont op nummer 426 in een riant en ietwat aftands vrijstaand huurhuis. Alleen niet als artieste; in Amerika is ze vooral de moeder van Jackie en echtgenote van Paul, een kwantumfysicus die onderzoek doet naar zwarte gaten. ‘Zo’n plek in de schaduw is wel wennen, want het ging altijd veel over mij,’ zegt ze in de keuken. ‘Ik moet hier mijn ego aan de kant zetten.’ Fijn lachje: ‘Daar is weinig meer van over.’
En dan wordt ze er deze donderdagochtend ook nog vóór 8.00 uur uitgezet door Paul, omdat hij straks een videosollicitatiegesprek heeft. Maakt niet uit, de ochtend begint tegenwoordig toch vroeg, de zon schijnt en ze maakt graag wandelingen door haar buurt. The South Hill Historic District heeft dan ook een Walk Score van 88 (Very Walkable). Wel goed de kinderwagen vasthouden op de glooiende stoepen richting downtown.
‘Het centrum is heel saai en netjes. Jonge, blanke mensen nemen het over. Wijken die eerst spannend waren, worden nu hip.’ We passeren een non-descript appartementencomplex: ‘Hier gaat het ook snel: iedereen was hier altijd tegen elkaar aan het schelden en overal kwam rook uit de kamers.’
Rebergen zoekt liever de rafelranden. ‘We rijden veel rond met de auto, op zoek naar bijzondere plekken en mensen. Paul is daar heel goed in. Die weet alle obscure plekken en cafés te vinden.’
In een al iets minder aangeharkte buurt naderen we drie donkere mannen. Ze stopt voor een kort gesprek. ‘Hij is de klusjesman van Al’s Bar,’ zegt Rebergen. ‘Een hele lieve man. Hij vroeg of ik hem twintig dollar kon lenen, maar ik heb geen contant geld bij me.’
Wonen in Amerika stemt haar nederig. ‘Veel mensen hebben het hier zwaar en zijn eenzaam. Ze verhuizen vaak, soms helemaal naar de andere kant van het land, in hun eentje. Alleen maar om te werken. Iedereen heeft kutbaantjes, maar schaamt zich er niet voor. Er wordt hier minder geklaagd. Als muzikant moet je ook gewoon 150 keer per jaar spelen om ervan te kunnen leven.’
Na het onvermijdelijke bezoek aan de speeltuin mogen moeder en dochter het huis weer in. ‘Weer thui-huis!’ roept Rebergen. De harde stem heeft ze nog. Zodra Paul hoort van de klusjesman pakt hij zijn portemonnee en springt in de auto om hem te zoeken.